“De kleuren in Frans Polynesië zijn veel intenser,” vertelde een landgenoot ons ooit tijdens een ontmoeting. Wij proefden mee van dit exotische Franse overzeese gebied, op het ritme van peddels, parelduikers, tiki’s en Jacques Brel.

Voor een bijzondere bestemming als Tahiti, Bora Bora en co is een extra inspanning nodig: om Frans-Polynesië te bereiken, moet je een vliegtuigreis van 20 uur overhebben. Bovendien liggen de 118 eilandjes en atols aan het eind van onze tijdslijn verspreid over een oppervlakte ter grootte van continentaal Europa!

Dit stukje Frankrijk d’outre-mer roept beelden op van luilekker zonnekloppen op zonovergoten stranden, misschien meer dan dat je het gaat associëren met grootse sportprestaties. In de Stille Zuidzee gelden echter andere sportieve normen dan voetbal of wielrennen. Recent verwelkomde de archipel de olympische surfcompetities. Nog een mooi voorbeeld: een eenzame kanovaarder die bij valavond door de kalme zee peddelt, illustreert de bijzondere band die de locals met de zee hebben. Zijn de Polynesiërs immers geen nazaten van zeevaarders uit Zuidoost-Azië die zich per kano over de eilanden van de Stille Oceaan hebben verspreid?

 

Verzamelen in Huahine

Wij hebben afspraak in Huahine, een van de kleinere Société-eilanden ten noordwesten van Tahiti. Op l’île sauvage verzamelen de deelnemers aan de Hawaiki Nui Va’a, een jaarlijkse kanorace van drie dagen die alle harten op de archipel sneller doet slaan en die geldt als hét sportieve topevenement in Frans-Polynesië.

In het kustdorpje Fare wordt alles in gereedheid gebracht: de zesmanskano’s worden nauwlettend gecontroleerd door de jury, de atleten peddelen een laatste maal de spieren los alvorens ze de inschrijvingsformaliteiten gaan vervullen. “Het evenement brengt veel leven naar dit dorp,” meent onze gids. Overal zijn eet- en andere standjes opgericht, iedereen flaneert over de hoofdstraat, groet onderweg oude bekenden en wisselt de laatste nieuwtjes uit hoe het op de andere eilanden gaat.

De openingsceremonie houdt het midden tussen een religieuze plechtigheid, inclusief zegening van de deelnemers, en een get together van sporters en officials. Nadien mag iedereen aanschuiven voor een feest-maaltijd. De sfeer is ontspannen, maar schijn bedriegt. “Iedereen is gespannen voor de start,” weet een insider. “Je zal snel merken hoe de verschillen tussen de echte amateurs en de (semi)profs zich manifesteren.” Toch is de Va’a-race evenzeer omgeven door een gevoel van ‘deelnemen-is-belangrijker-dan-winnen’. “We hebben een heel jaar lang elke dag getraind voor de race. Maar we zien wel waar we eindigen,” laten meerdere deelnemers zich ontvallen voor de start.

 

Met bijna 500 roeiers aan de start

84 kano’s maken zich de volgende ochtend om 7 uur op voor het startsignaal. Als de vlag naar beneden gaat, lijkt het alsof de hel losbreekt: peddels klieven verwoed door het water, de ranke kano’s schieten vooruit richting eerste boei. Al snel verwordt de brede startlijn tot een langgerekt lint van kano’s die elk hun ideale traject zoeken tussen de golven.

In open zee wordt het peloton verder uiteengeslagen, een fikse regenbui zorgt voor nog meer verbrokkeling. Voor de roeiers is de regen een zegen, verklaren ze achteraf: “Liever dat dan de hitte.” Navraag bij onze bootsman leert ons dat het tempo verdomd hoog ligt: de snelste kano’s roeien aan 6 à 8 knopen, da’s ongeveer 15 km/h.
De tijd vliegt in het zog van EDT, een van de favorieten voor de eindzege. Af en toe springt iemand van de bevoorradingsboot in zee om de roeiers water of andere vloeibare proviand toe te stoppen. In dat soort extra’s zit het verschil tussen de grote en kleine teams, leren we. Een goede pirogue kost al handenvol geld, maar vooral de huur van een boot met invallers, volgers en omkadering doet de rekening oplopen. Dat maakt deelnemen aan de Hawaiki Nui voor amateurteams alsmaar moeilijker.

 

Volksfeest

Naarmate de wedstrijd vordert, worden ook wij helemaal ontvankelijk voor het volksfeest rond de race. Aan de kerk van Taha’a heerst een uitgelaten sfeer in afwachting van de komst van de roeiers. Opgedirkte mamma’s moedigen iedereen met luid geroffel op potten en pannen aan. Een ongedwongen volksfeest à la polynésienne is dit. En dat feestje gaat minstens nog een etmaal door, want morgen passeert de karavaan nogmaals, alvorens de roeiers afbuigen richting Bora Bora.

Die laatste etappe is de zwaarste proef: bijna 60 km moeten de roeiers peddelen, langs de lagune en in open zee. De weergoden maken de koers extra zwaar. Wind en regen doen de golven op en neer deinen, maar ook de inspanningen van de voorgaande twee dagen eisen hun tol. En toch, met Bora Bora in zicht slaat het weer helemaal om: de roeiers moeten de laatste kilometers afwerken onder een loden zon, tot groot jolijt van de feestvierders aan de eindmeet. Het decor is adembenemend: het water in de lagune vertoont alle tinten turkoois, Bora Bora zelf wordt gedomineerd door de tafelberg van Mont Otemanu.
Aan de aankomst vormen de omstaanders, in bikini en zwembroek, in het water- een erehaag voor de aankomende ploegen. Met een laatste krachtstoot steken enkelingen hun peddel in de lucht alvorens ze de finish bereiken. Maar het is zondermeer duidelijk dat alle atleten heel diep zijn gegaan om de Hawaiki Nui Va’a tot een goed einde te brengen. Dit is meer dan alleen maar een kwestie van sterke spieren, een uitstekende conditie en doorzettingsvermogen. Voor veel deelnemers is het bereiken van de eindmeet in Bora Bora immers ook een persoonlijke overwinning.
De echte winnaar van deze editie van de Va’a-race was de ploeg van EDT. Terwijl zij al gehuldigd worden op het podium druppelt de achterhoede uit het peloton met mondjesmaat binnen. De feestvierende massa heeft nog amper aandacht voor deze moedige amateurs. Dj’s met luide beats en alcohol nemen de overhand, dus houden wij het stilaan ook voor bekeken.

Rond het eiland van Bora Bora, een plek die zowel mytisch als paradijselijk klinkt, ligt een soort koraalgordel, de zogenaamde motu’s. Net daar hebben zich tal van luxeresorts gevestigd. We zijn normaal helemaal geen waterratten, maar ditmaal zijn we amper weg te slaan van de witte stranden annex wuivende palmbomen en het fantastische panorama dat zich op mijn netvlies ent. Verbluft door zoveel schoonheid zijn onze strandstoelen the place to be, om deze plek voor eeuwig in ons geheugen te prenten.

 

Souvenir uit de zee

Vaak nemen toeristen niet alleen de herinnering aan zon, zee en paradijs mee huiswaarts, maar laten ze zich verleiden om, geïnspireerd door de lokale traditie, een tattoo te zetten op een van de eilanden. Zich laten tatoëren is trouwens geen exclusief privilege voor mannen in Frans-Polynesië, ook tal van vrouwen dragen er een. “Vroeger gebeurde dat met in inkt gedrenkte haaientanden die met een hamertje in je huid werden geklopt. Dat was nogal pijnlijk,” vertrouwt een mevrouw me toe. Ze draagt een intrigerende tattoo in de vorm van een halssnoer op de borst. Dezer dagen zijn de haaientanden (gelukkig) vervangen door moderne tatoeagetechnieken.

 

Even ingeburgerd op de eilanden is het fenomeen van jongens en mannen die zich als vrouw kleden en gedragen. Zo wordt de jongste zoon in een gezin wel eens als dochter grootgebracht, en mahu’s bekleden sowieso vaak servicegerelateerde beroepen als nanny of in hotels. Daarnaast kent men hier ook rae-rae die ook chirurgisch hun vrouwelijkheid laten accentueren. Als westerse bezoeker kijk je wel eens op bij een eerste ontmoeting (je zal niet de enige zijn), maar voor de eilanders is dit business as usual.
Eveneens courant is hier de cultuur van het parels kweken. De Brusselaar René Herman was een autoriteit terzake. De Belg heeft zijn zaak verkocht en geniet van een welverdiend pensioen. Maar met meer dan 35 jaar ervaring en een eigen parelkwekerij op Tuamotu weet hij wel waarover hij spreekt. “De waterkwaliteit op Tuamotu is ideaal om de oesters te laten groeien. Parels kweek je door een nootje in de oester in te brengen. Daarrond zullen zich dan lagen parelmoer vormen.” En, “de parelcultuur is hier eeuwenoud. Vroeger ontstonden ze per ongeluk. Nu, door de inbreng van het nootje, genereren we bewust parels. Maar de vorm en kleur van de parel bepaalt alleen de oester.” De verschillen in grootte en kwaliteit zijn zo groot dat “je parels vindt vanaf 20 euro, maar ook voor 15.000 euro.” Mm, hoezeer ik geïntrigeerd ben door de kleurschakeringen en –reflectie in de donkere parels, dat laatste is toch boven mijn budget. Een hotelboy blijkt een lotgenoot: “Als je indruk wil maken op je liefje kom je best af met een parel(snoer) van topkwaliteit. Onze vrouwen zijn wondermooi, maar ze hebben een dure goesting…”

 

Een versnelling lager

Een vakantie in Frans-Polynesië is sowieso niet goedkoop. Maar wie de halve aardbol omvliegt om in Papeete te landen, wil graag meer proeven van deze 118 eilandjes en atols. Naast de Société-eilanden telt Frans-Polynesië nog vier archipels: les Australes (ten zuidwesten van Tahiti), Gambier (ten zuidoosten), Tuamotu (ten noordoosten) en de Markiezen (nog verder noordoostwaarts). Dáár willen we naartoe.

Maar, alhoewel de meeste eilandjes slechts een speldenkop groot zijn in de oceaan zijn de afstanden niet min. In oppervlakte is Frans-Polynesië zo groot als heel Europa. De vliegtijd Tahiti-Markiezen bedraagt drie uur. Na de landing op de aéroport Jacques Brel in Atuona (inclusief verwelkoming met bloemenkrans) staan we tot onze verbazing even later Nederlands te praten, met een dame uit… Erps-Kwerps. Haar man maakt hier schilderijtjes op boomschors, zo blijkt. Op de Markiezen wonen heel wat kunstenaars, had ik gelezen. De onverwachte ontmoeting geeft onze aankomst extra kleur.
Wat meteen ook opvalt: alles gaat er hier heel gemoedelijk aan toe. “Het heeft geen zin om je hier op te jagen. Als mensen geen zin hebben om hun boot te verhuren of hun winkel te openen, doen ze dat gewoon niet. En ze vinden dat ook helemaal niet erg,” legt een dame uit. Dit wordt een oefening in slow travel…

 

Orka’s in de baai

Hoezeer we gebiologeerd zijn door de mooie baai van Atuona willen we graag op verkenning. Op Tahuata, een klein eilandje even verderop, leren we van de lokale kunstenaars dat ze hun kleurrijke halssnoeren maken met lokale besjes, dat lokale vissers hen het zwaard van de zwaardvis verkopen, maar dat de gesculpteerde beenderen vanover zee komen. “We willen geen roofbouw plegen op onze runderen,” luidt de verrassende verklaring.

De schipper signaleert nog een opmerkelijk fenomeen: “Tijdens de overtocht zien we meestal dolfijnen. Vorige zomer zijn hier voor het eerst orka’s opgedoken, op zoek naar mantaroggen. Het is afwachten of de orka’s gaan terugkeren. Heeft het te maken met de opwarming van de aarde? Niemand kent hier het antwoord.”
De moderniteit lijkt deze afgelegen gemeenschap willens nillens in te halen. De meeste inwoners leven van wat de natuur schenkt: kokosnoten, honing, visvangst, bananen, wilde frambozen. Maar het wordt moeilijker om voor onze producten deftige prijzen te krijgen, meldt een landbouwer. En onze gids Danny meent: “De vrachtboot levert om de zoveel weken alles aan, van pasta tot shampoo. Wij zijn verslingerd geraakt aan die moderne producten. Als de Aranui ooit zou wegvallen, betekent dat het einde voor de Markiezen.”

 

Aan het graf

De sombere kanttekening doet niets af aan het immense plezier om met de jongeman zijn eiland te verkennen. We willen naar enkele archeologische sites waar antropomorfe godenbeelden staan opgesteld. De lachende tiki, de tiki die volgens de legende de nacht doorbrengt op het strand (in Hanapaaoa) en de sites van Iipona of Ta’a Oa maken duidelijk dat hier lang geleden een bloeiende (of bloedige?) cultuur heeft bestaan. Op elke plek hangt een mystieke en betoverende sfeer.
Als we onze nieuwe vriend de volgende dag terug tegen het lijf loop, hangt hij met wat vrienden in het stadsparkje rond. “Hier wordt binnenkort het kunstenfestival georganiseerd,” geeft hij me mee. Dit festival is vooral populair bij de eilanders zelf. Een andere toeristische topper, de marathon op Hiva Oa, lokt ook buitenlanders naar de archipel.

Zulke festiviteiten brengen wel extra gasten naar de Markiezen, maar de meeste bezoekers komen hier vooral voor de rust, meent de hoteldirecteur. En om de omgeving te verkennen waar kunstschilder Paul Gauguin en Jacques Brel hebben vertoefd, voeg ik er zelf aan toe. In het cultuurcentrum van Atuona is Gauguins Maison du Jouir heropgebouwd, in een achterliggende hangar staat het gerestaureerde vliegtuigje ‘Jojo’ van de zanger. “Weet je waarom Brel zo van de Markiezen hield? Als hij post ging ophalen en de bediende zich niet meteen realiseerde met wie hij te maken had, werd het Brel duidelijk dat hij hier gewoon zichzelf kon zijn. Daarom voelde hij zich hier zo thuis,” vertelt een mevrouw spontaan.
Brels huis is intussen verdwenen, maar twee bochten hogerop, op het eenvoudige kerkhof van Atuona, ligt hij tesamen met Gauguin begraven. Ik ben niet de eerste en allicht ook niet de laatste pelgrim die hun beider graven bezoekt, maar samen met hen uitkijken over de baai en de zee, het doet me wel wat. ‘Merci pour les couleurs’, heeft iemand op een kei voor Gauguin geschreven. Als ik die avond Brels ‘Aux Marquises’ beluister, lijkt het alsof de sterren meedeinen op het ritme van zijn ode. Ik kan met gerust gemoed de terugreis aanvatten. (EB)

Foto’s @ Travel Like A Pro 

 

Tahiti praktisch:

* Meer info: www.tahiti-tourisme.pf van de toeristische dienst. De jaarlijkse kanorace tussen de Société-eilanden vindt traditioneel plaats begin oktober of november: www.hawaikinuivaa.pf
* Slechts een beperkt aantal Belgische touroperators is actief op Frans-Polynesië. De reisagent kan je helpen de beste keuze te maken.
* Vluchten: Air Tahiti Nui verbindt Parijs, via een tussenstop in Los Angeles, met Papeete.
Tussen de eilanden verzorgt Air Tahiti de vluchten. Je hebt een internationaal paspoort nodig plus een ESTA, je vliegt immers via de VS.
* Je schaft best een lokale telefoonkaart aan om peperdure roamingkosten te vermijden.