22/07/2024- Vanaf eind deze week zullen de ogen van sportminnend België en de wereld gericht zijn op de Franse hoofdstad, als het startschot wordt gegeven voor de 33e Olympische Spelen. De Spelen strijken- na 1900 en 1924- voor de derde keer neer in de Lichtstad. Maar wist u dat het Parijse patrimonium doorspekt is met verwijzingen, anekdotes en materiële sporen van landgenoten die daar doorheen de eeuwen actief zijn (geweest)? We nemen u dus graag mee op een alternatieve tour door de Franse hoofdstad ‘à la Belge’!

De baseline van dit verhaal is geschraagd door de verwondering dat bekende en minder bekende landgenoten in een ver en nabij verleden vaak tastbare sporen en/of anekdotes hebben nagelaten in de stad. Denk maar aan de vele kunstenaars die Parijs’ patrimonium hebben verfraaid zoals Rubens of de landgenoten die in dienst van Franse koningen hebben gewerkt -tot en met popsterren van vandaag zoals Angèle of haar broer Romeo Elvis die via Parijs de wereld veroveren.

Zonder pretentie van volledigheid nemen we u dan ook graag mee op een alternatieve stadstour langs bekende en misschien minder bekende locaties én u hopelijk een paar boeiende ontdekkingen aan de hand te doen.

De waarheid gebiedt ons helaas ook te zeggen: de prijzen voor een citytrip Parijs swingen dit jaar, als gevolg van het neerstrijken van het olympisch en paralympisch circus, de pan uit. Het heeft de Franse hoofdstad uit de top-10 van populaire citytrips voor dit jaar doen vallen. Maar geen nood: de locaties die we signaleren, verdwijnen niet meteen en blijven ook na de passage van de Olympische Spelen de moeite om te gaan ontdekken… En route?

 

 

Voor u de metro induikt…

De snelste manier om de afstand tussen Brussel en Parijs te overbruggen is nog steeds instappen in een Eurostar of Oui-TGV. Op dat vlak is er weinig veranderd sinds de lancering van de treinverbinding in 1846. Maar alvorens de metro in te duiken, loop het station eens uit. Vanop de Boulevard du Denain kan je de monumentale gevel van de Gare du Nord bestuderen. Op de kroonlijst van Frankrijks drukste treinstation staan een reeks standbeelden: Parijs in de nok, de acht andere vrouwelijke standbeelden verwijzen elk naar de belangrijkste buitenlandse bestemmingen waar je eertijds naartoe kon sporen. Helemaal links bovenaan kijkt, tesamen met Warschau, ‘Bruxelles’ uit over de omgeving.

 

In het spoor van ‘Le grand Jacques’

Ook Jacques Brel heeft meermaals de (toen nog diesel)trein genomen toen hij, zoals veel Franstalige artiesten, probeerde om zijn carrière in de Franse hoofdstad te lanceren. In het zog van Brelkenners en -biografen kan je clubs en cabarets terugvinden waar Brel in zijn beginjaren is opgetreden. Alleen: veel van die locaties zijn intussen gesloten of een andere bestemming hebben gekregen. Eén plek is wel bewaard gebleven: Cité Lemercier, in het 17e arrondissement.

Een poort sluit dit doodlopend steegje in een anonieme straat af, dus moet je een beetje geluk hebben om hier binnen te glippen. Maar aan nummer 11 hangt een plakkaat ter herdenking van Brels verblijf in het toenmalige Hôtel du Chalet. Brel kwam hier op het eind van de jaren 50 wonen en hij is het naar verluidt altijd blijven beschouwen als zijn Parijse pied-à-terre. En niet onbelangrijk, hier heeft hij ‘Ne me quitte pas’ geschreven, kregen we ooit te horen van een Brelkenner.

 

Sax in de city

Van de Cité Lemercier dient Montmartre zich op wandelafstand aan. Het kerkhof hier vormt samen met dat van Montparnasse en Père Lachaise een drieëenheid waar een hele plejade aan bekende namen en ook een aantal landgenoten een laatste rustplaats hebben gevonden.

Naast zangeres France Gall, filmmaker François Truffaut en kunstenaar Edgar Degas stoten we op het intimistische kerkhof van Montmartre ook op de graftombe van Adolphe Sax, die uiteraard bekend is geworden als de uitvinder van de saxofoon. De man uit Dinant had zijn geboortestad ingeruild voor Parijs, in de hoop om zijn carrière daar met meer succes uit te bouwen. Het toeval heeft hem een handje geholpen. Toen een hooggeplaatste Franse legerofficier op zoek was naar iemand die het muzikaal instrumentarium van de legerkapellen kon helpen vernieuwen, verkreeg Sax in de jaren 1840 een monopolie. Zo kon hij duizenden muziekinstrumenten slijten bij onze zuiderburen. Daartoe heeft hij een fabriek opgericht waar 200 medewerkers die instrumenten bouwden. Die werkplaats bevond zich ten oosten van de Sacré-Coeur, in de Rue Myrha.

 

Een zakelijk genie was Adolphe Sax helaas niet: de ex-Dinantees ging meermaals failliet, zijn collectie muziekinstrumenten werd zelfs openbaar verkocht (en ging een tweede leven leiden in Amerika, in de wereld van jazz, blues en rock-‘n-roll). Zelf was meneer Sax de laatste decennia actief als operadirecteur.

 

Het Kortrijks circus van Montmartre

Dit fresco is de enige herinnering aan het voormalige Circus van Fernand Beert dat in Montmartre stond

Rond de eeuwwisseling van de 19e en 20e eeuw was Montmartre bijlange nog niet zo volgebouwd als vandaag. Op de hoek van de Boulevard de Rochechouart and Rue des Martyrs vond je het Cirque Fernando de Paris, opgericht door de Kortrijkzaan Fernand Beert. Montmartre was toen een volkse wijk, maar ook heel wat artistiek talent woonde in die buurt. En tal van die kunstenaars werden geregelde bezoekers van dat circus, van impressionisten als Toulouse-Lautrec, Degas tot Picasso en Kees Van Dongen. Als je werk van die kunstenaars bestudeert (dat hangt intussen in topmusea ter wereld!) duiken net thema’s als danseressen, circus en ander volks vertier van rond de eeuwwende nadrukkelijk op.

Het oude circustheater is in de jaren 1970 afgebroken. Het hoekareaal waar le Cirque Fernando oorspronkelijk stond, heeft intussen een woon- en commerciële functie gekregen. Een muurschildering ‘Le cirque est l’école de la fraternité’ is de enige nog resterende herinnering aan dat roemrijke verleden.

 

Icoon van Parijs

We duiken de metro in. Merk op: in deze en andere Parijse buurten vind je nog een aantal metrostations met smeedijzeren balustrades, lichten als schelpen, heel art-nouveau kortom. Ze zijn ontworpen door Hector Guimard, en die heeft de mosterd deels gehaald bij zijn Brusselse tijdgenoot Victor Horta. Bovendien: de eerste concessies voor de Parijse metro waren in handen van bedrijven van Edouard Empain, de Belgische baron en industrieel die in de 19e eeuw wereldwijd vervoers- en andere nutsfaciliteiten heeft gebouwd.

Die metro brengt ons naar het l’Île de la Cité en de Notre-Dame. U herinnert zich ongetwijfeld de beelden uit 2019, toen een vlammenzee het dakgebinte van dé kathedraal van Parijs in lichterlaaie zette. De schok die toen door Parijs en Frankrijk ging, zindert vandaag nog steeds na. Maar de autoriteiten beslisten heel snel dat de kathedraal in al zijn glorie zou worden heropgebouwd en gerestaureerd. Het is alvast de bedoeling dat tegen eind dit jaar opnieuw bezoekers kunnen worden verwelkomd.

Maar er is, los van het patrimoniale oeuvre, nog een extra reden om u hier mee naartoe te nemen. Het bureau van de Hasseltse architect Bas Smets is geselecteerd om de omgeving van de Notre-Dame in een nieuw kleedje te steken. Deze internationaal actieve landschaps- en tuinarchitect zal niet alleen een nieuw wandelparcours rondom de meer dan 800 jaar oude kathedraal creëren, maar plant tevens nieuwe boomaanplantingen -vanuit zijn filosofie ‘dat we de natuur terug naar de stad moeten brengen, net om steden klimaatbestendig te maken.’

Overigens: recent raakte ook bekend dat nog een landgenoot is gepolst om zijn steentje bij te dragen tot de vernieuwde Notre-Dame. Een orgelbouwer uit Lennik mag een kistorgel bouwen met meer dan 200 pijpen.

 

Van paleis tot cultuurtempel

Van aan de Notre-Dame kan je er moeilijk naast kijken: het Louvre is hier vlakbij. Daar nemen we u graag mee naartoe, niet voor een gedetailleerde rondgang langs de eindeloze reeks museumzalen, wel voor enkele relevante historische feitjes die wel nuttig zijn om in het achterhoofd te houden.

Wat we vandaag als het Louvre kennen, was eertijds het paleis van de Franse koningen -tot die beslisten om in Versailles te gaan resideren, maar da’s weer een ander verhaal. Dat Louvre-paleizencomplex was eertijds veel groter: het palmde zelfs een (groot) stuk van het huidige Tuilerieënpark in. Na de Franse Revolutie is het museum geworden.

Opvallend als je de geschiedenis van deze plek bestudeert, is hoeveel kunstenaars met roots in onze streken door Franse vorsten of hun medewerkers zijn aangetrokken of bij hen in dienst waren. En we weten dat verschillende van die kunstenaars vaak in de buurt van of soms zelfs in het paleis mochten resideren. Uit de veelheid namen die terzake opduiken, pikken we er enkele uit: Pieter Boel (bekend als tekenaar van dieren), Adam Frans Van der Meulen (schilder van veldslagen van Lodewijk XIV), Rubens (hij schilderde voor koningin Maria de Medici), Frans Jan Van Dael (bloemenschilder) of de Luikse beeldhouwers Jean Varin en Gerard Leonard Hénard. Deze landgenoten (maar vooral ook nog veel meer) kan je struinend door het Louvre ontdekken. Weet ook dat in het Franse kunstpatrimonium werk van glaskunstenaars, tapijtenwevers, miniaturisten, schilders, beeldhouwers of zelfs juweliers uit onze streken vaak als Frans wordt bestempeld…

Trouwens: als je het Louvre verlaat via de kleinere binnenkoer achter de piramide van Pei kan je nog werk van een Antwerpenaar ontdekken. De kariatidenfiguren boven aan het Pavillon de l’Horloge zijn gesculpteerd door Philippe de Buyster, zelf ook ‘peintre et sculpteur du roi’ en een van de vele landgenoten die in de 16e en 17e eeuw in Parijs aan de slag waren. Opmerkelijk daarbij: diverse landgenoten waren behoorlijk succesvol, kregen veel opdrachten en/of bekleedden belangrijke functies, onder andere als stichtend lid van de voorloper van de Académie Française.

 

 

Last but not least: sinds kort kan je in het Louvre, meer bepaald de rotonde Valentin de Boulogne (vlakbij de Franse schilderijen en Vlaamse zalen), nieuwe fresco’s gaan ontdekken. Ze zijn gemaakt door Antwerpenaar Luc Tuymans, volgens het museum ‘één van de grote kunstenaars van onze tijd’. Het werk heeft als titel ‘L’orphelin/De wees’ meegekregen en bestaat uit vier panelen. Die zijn via een speciale techniek rechtstreeks op de muur aangebracht. Ook bijzonder: volgend jaar worden Tuymans’ fresco’s overschilderd en verdwijnen ze dus. ‘Maar dat maakt dit project net zo boeiend,’ liet de kunstenaar optekenen.

 

Van enfant terrible tot ontdekkingen

Van aan het Louvre kan je zoveel richtingen uit naar andere plekken met een Belgische connectie dat we u meerdere opties aanbieden. Optie 1: Via de Jardin des Tuileries en Place de la Concorde kan je doorsteken naar de wandelboulevard Cours la Reine. Daar staat een standbeeld ter ere van de Belgische koning Albert I, ingewijd in 1938.

Optie 2: Als je langs de Pont du Carroussel de Seine oversteekt, ben je niet ver van het huis van wijlen Serge Gainsbourg (Rue du Verneuil, www.maisongainsbourg.fr). Dat is recent opengesteld voor bezoekers en wordt zeker een plek die in de toekomst aan populariteit zal winnen.

Wij hoppen voorbij het Musée Gare d’Orsay naar een van die vele andere Parijse musea die de moeite waard zijn, le Musée du Quai Branly, op wandelafstand van de Eiffeltoren. Dit cultuurhuis uit 2006 biedt een overzicht van kunstuitingen doorheen de eeuwen van diverse buiten-Europese beschavingen, van Afrikaanse maskers, precolumbiaanse culturen of aboriginalskunst.

Onze verbazing was groot toen we hier onvermoede Belgische sporen ontdekten. Hier bewaart men oude foto’s uit Nederlands Indië van Isidore van Kinsbergen, een Bruggeling die naam gemaakt heeft als fotograaf van het 19e eeuwse leven in toenmalig Batavia. Anderzijds stootten we ook op werk van de Ardense ingenieur Gustave Verniory. Die heeft in de 19e eeuw in Midden-Chili spoorwegen aangelegd. Maar hij bleek tevens een verwoed verzamelaar van foto’s en voorwerpen bij de lokale Mapuche-indianen. Na zijn terugkeer is hij nog door baron Empain geëngageerd om mee te werken aan diens privéproject in Heliopolis/Caïro. (EB)

 

Zoals je ziet: dit laatste sporenverhaal van twee landgenoten in Parijs leidt naar Zuidoost-Azië, Zuid-Amerika en Egypte, oftewel een heel eind van onze oorspronkelijke bestemming Parijs (en bij uitbreiding Versailles…). Dit soort Belgische sporenverhalen vertelt onze journalist Erik Brusten graag nog meer op www.facebook.com/tussenreisenroots Daar vindt u nog veel meer verhalen, van de ‘Vlaamsche eylanden der Azoren’of een roadtrip door Navarra en Catalonië tot de Italiaanse Abruzzen en Wales waar tal van Belgische oorlogsvluchtelingen onderdak kregen. Er verscheen ook een boek over dit wereldwijde project met de titel “Tussen reis en roots”.  

Foto’s: EB & Unsplash